-
1 go around
van plaats naar plaats gaango around, go round3 omrijden/lopen♦voorbeelden:you can't go (a)round complaining all of the time! • je kan toch niet de hele tijd lopen mokken!go (a)round with someone • met iemand gaan -
2 go about
-
3 put about
van richting veranderen; van richting doen veranderen; ongerust zijnput aboutII 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden: -
4 talk
n. gesprek; lezing--------v. spreken, praten; zich uitdrukkentalk1[ to:k]2 gesprek♦voorbeelden:1 gepraat♦voorbeelden:4 there is talk of • er is sprake van (dat), het gerucht gaat dat→ tall tall/————————talk2♦voorbeelden:do the talking • het woord voerentalk away for hours • urenlang pratentalk round something • ergens omheen draaien/praten2 people will talk • er zal geroddeld worden, er wordt nu eenmaal geroddeld→ talk about talk about/, talk at talk at/, talk back talk back/, talk down talk down/, talk of talk of/II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 spreken (over) ⇒ discussiëren over, bespreken♦voorbeelden:1 〈 informeel〉 talk someone's head/ 〈Amerikaans-Engels; slang〉 ear off • iemand de oren van het hoofd pratentalk one's way out of something • zich ergens uitpratentalk oneself hoarse • praten tot men hees is¶ talk someone round (to something) • iemand ompraten/overhalen (tot iets)talk someone into (doing) something • iemand overhalen iets te doentalk oneself into a job • door overredingskracht een baan krijgentalk someone out of (doing) something • iemand iets uit het hoofd praten -
5 noise
n. lawaai; geritsel, ruis; (in computers) achtergrond storing; ongewenste elektrische storingen van een signaal--------v. leven, lawaai, rumoer; kabaal; geraas, gerucht; geluid[ nojz]2 lawaai ⇒ leven, rumoer♦voorbeelden:1 make (sympathetic) noises • zich (gunstig) uitlaten, (positief) reageren→ big big/ -
6 report
n. verslag; rapport; bericht; knal--------v. rapporteren, verslag doen; (zich) meldenreport1[ rippo:t]1 rapport ⇒ verslag, bericht2 knal ⇒ slag, schot♦voorbeelden:1 the report goes that …, report has it that … • het gerucht doet de ronde dat …by mere report • alleen van horen zeggen♦voorbeelden:————————report21 verslag uitbrengen ⇒ verslag doen, rapport opstellen♦voorbeelden:report (up)on something • over iets verslag uitbrengen2 report (oneself) to someone for duty/work • zich bij iemand voor de dienst/het werk aanmeldenII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 rapporteren ⇒ berichten, melden♦voorbeelden:it is reported that … • naar verluidt …report back something • verslag uitbrengen over iets -
7 have
n. rijk, iemand die veel bezittingen heeft--------v. hebben; bezitten; verkrijgen; nodig hebben; veroorzakenhave1[ hæv] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:¶ the haves and the have-nots • de rijken en de armen, de bezitters en de niet-bezitters————————have2♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 hebben ⇒ bezitten, beschikken over, houden 〈 bezit, eigenschap, gelegenheid, plaats en tijd, verwanten en kennissen, iets dat toegezegd is〉5 hebben ⇒ genieten van, lijden aan6 hebben ⇒ laten liggen, leggen, zetten7 〈met naamwoord dat een activiteit uitdrukt; vaak te vertalen door werkwoord van dat naamwoord; informeel〉 hebben ⇒ maken, nemen 〈enz.〉8 toelaten ⇒ dulden, aanvaarden12 〈 met naamwoord en onbepaalde wijs of voltooid deelwoord〉 het moeten beleven dat ⇒ het overkomt/overkwam hem/haar/hun dat15 vrijen/slapen met♦voorbeelden:you can have that old car if you want • je mag die oude kar houden als je wilhe has an excellent memory • hij beschikt over een voortreffelijk geheugenhave mercy on us • heb medelijden met onsI've got no time • ik heb geen tijdyou have my word • je hebt mijn woord, mijn woord eropI've got it • ik heb het, ik weet het (weer)you have something there • daar zeg je (me) wat, daar zit wat inhe wouldn't have his wife back • hij wou zijn vrouw niet terug (hebben)do you have enough wine in? • heb je genoeg wijn in huis?have something about/on one • iets bij zich hebbenwhat does she have against me? • wat heeft ze tegen mij?2 the book has six chapters • het boek heeft/bestaat uit zes hoofdstukkenmay I have this dance from you? • mag ik deze dans van u?he had a splendid funeral • hij kreeg een schitterende begrafeniswe've had no news • we hebben geen nieuws (ontvangen)you can have it back tomorrow • je kunt het morgen terugkrijgenhave a cigarette • een sigaret nemen/rokenhave a good time • het naar zijn zin hebbenyou have it badly • je hebt het lelijk te pakkenlet's have the rug in the hall • laten we het tapijt in de hal leggenhave a discussion • discussiëren, een discussie hebbenhave a try • (het) proberenhave a walk • een wandeling makenI won't have you say such things • ik duld niet dat u zoiets zegtI'm not having any • ik pik het niet, ik pieker er niet overhe's finally had it done • hij heeft het eindelijk laten doenhave a tooth out • een tand laten trekken12 he's had his friends desert him • hij heeft het moeten meemaken dat zijn vrienden hem in de steek lietenhave someone (a)round/in/over • iemand (eens) uitnodigenwe are having the painters in next week • volgende week zijn de schilders bij ons in huis aan het werkhave someone up • iemand uitnodigen 〈 in het bijzonder van beneden, uit het zuiden of van het platteland〉16 can you have the children tonight? • kun jij vanavond voor de kinderen zorgen?〈 niet verouderd〉 have something off • iets uit het hoofd/van buiten kennenhave it (that) • zeggen (dat), beweren (dat)as the Bible has it • zoals het in de bijbel staatrumour has it that … • het gerucht gaat dat …have it (from someone) • het (van iemand) vernomen/gehoord hebben, het weten (van iemand)〈 informeel〉 have had it • hangen, de klos/pineut zijn; niet meer de oude zijn, dood zijn; het beu zijn, er de brui aan gevenhave it in for someone • een hekel hebben aan iemand, de pik hebben op iemandhave it in for someone • de pik hebben op iemandhave it/the matter out with someone • het (probleem) uitpraten/uitvechten met iemandhave something on someone • belastend materiaal tegen iemand hebbenyou have nothing on me • je kunt me niks makenhave nothing on • niet kunnen tippen aanhave something on/over • beter zijn dan, een streepje voor hebben op→ have on have on/III 〈 hulpwerkwoord〉2 〈alleen in aanvoegende wijs verleden tijd; formeel〉had(den)/was/waren ⇒ indien/als … zou(den) hebben/zijn♦voorbeelden:he has died • hij is gestorven2 had he claimed that, he would have been mistaken • had hij dat beweerd, dan zou hij zich vergist hebbenI had better/best forget it • ik moest dat maar vergeten, het zou beter/het beste zijn als ik dat vergatI'd just as soon die • ik zou net zo lief doodgaan -
8 word
n. woord; spraak; kort gesprek; belofte; bevel; slagwoord; wachtwoord; leuze; parool; inlichting--------v. formuleren; onder woorden brengen; zich uitdrukken; woorden kiezenword1[ wə:d]1 woord 〈 ook computer〉 ⇒ 〈 bij uitbreiding〉 (gesproken) uiting; 〈 meervoud〉 tekst, woorden 〈 van liedje〉3 (macht/wacht)woord ⇒ bevel♦voorbeelden:1 word of command • commando, bevelhave a word in someone's ear • iemand iets toefluisterenby word of mouth • mondelingput words in(to) someone's mouth • iemand woorden in de mond leggentake the words out of someone's mouth • iemand de woorden uit de mond halena man of few words • een man van weinig woorden(not) in so many words • (niet) met zoveel woordenright from the word go • vanaf het beginwords fail me • woorden schieten mij tekortsay the word • een seintje gevensay the word, and I'll leave • als je liever hebt dat ik wegga, hoef je het maar te zeggenhave a word to say • iets te zeggen hebbenwaste words • woorden verspillentake someone at his word • iemand aan zijn woord houdenbeyond words • niet in woorden uit te drukkenword for word • woord voor woord, woordelijktoo … for words • te … om waar te zijn/voor woordenthat is not the word for it • dat is het (juiste) woord niethave no words for something • ergens geen woorden voor hebbenin a/one word • kortom, in één woordin other words • met andere woordenput into words • onder woorden brengenI don't believe a word of it • ik geloof er niets vanhave a word with someone • iemand (even) sprekenword of honour • woord van eer, erewoordhe's as good as his word • wat hij belooft doet hijbreak one's word • zijn woord brekenI give you my word for it • ik verzeker het je op mijn erewoordgive/pledge one's word • zijn woord gevengo back on one's word • zijn woorden/belofte(n) terugnemenkeep one's word • (zijn) woord houdentake someone's word for it • iemand op zijn woord gelovenupon my word • op mijn (ere)woord(upon) my word! • mijn hemel!¶ a word in season • een woordje op zijn tijd, een raad op het juiste ogenblikeat one's words • zijn woorden inslikken, iets terugnemenI could not get a word in edgeways • ik kon er geen speld tussen krijgenweigh one's words • zijn woorden wegen1 nieuws ⇒ bericht, boodschap♦voorbeelden:the word got round that • het bericht deed de ronde datleave word that • bericht achterlaten datsend word of • berichtenword has it that • het gerucht gaat dat————————word2〈 werkwoord〉 -
9 trace
n. spoor; tikje; indruk; paardentuig--------v. volgen; vinden; achtervolgen; (in computers) het volgen van de werking van een programma regel voor regeltrace1[ trees] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:lose trace of • uit het oog verliezengone without trace • spoorloos verdwenen————————trace2〈 werkwoord〉5 〈+back〉nagaan/speuren ⇒ opsporen, terugvoeren♦voorbeelden:5 the rumour was traced back to his aunt • men kwam erachter dat het gerucht afkomstig was van zijn tante -
10 whisper
n. fluisteren; iets wat in geheim wordt toegefluisterd, roddelpraat--------v. fluisteren; ritselen; praatje rondvertellen; komplot smedenwhisper1[ wispə] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:————————whisper2〈 werkwoord〉1 fluisteren ⇒ ruisen, roddelen♦voorbeelden: -
11 the rumor spread quickly
het gerucht verspreidde zich snel, het gerucht ging van mond op mond (de zaak werd al gauw aan iedereen bekend) -
12 air
n. lucht; wind; sfeer; gevoelsuitdrukking; van muziekspelen--------v. luchten; waaienair1[ eə]1 voorkomen ⇒ sfeer, aanzicht♦voorbeelden:have an air of gentility/loneliness • een deftige/eenzame indruk maken2 airs and graces • aanstellerij, kouwe druktegive oneself/put on airs • zich aanstellen, indruk proberen te maken1 lucht ⇒ atmosfeer, dampkring2 lucht ⇒ luchtruim, hemel♦voorbeelden:get some (fresh) air • een frisse neus halenin the open air • in (de) open luchtthe plane has just taken the air • het vliegtuig is zojuist opgestegenby air • met het vliegtuig, per luchtpost3 be/go on the air • in de ether zijn/gaan, uitzenden, uitgezonden wordenthe prime minister went on the air • de eerste minister hield een radio/tv-toespraakover the air • per radiolive on air • van de lucht leven, nauwelijks iets etentread/walk on air • in de wolken/de zevende hemel zijnrumours are in the air • het gerucht doet de rondemy plans are still (up) in the air • mijn plannen staan nog niet vasthe was left in the air • hij werd in het ongewisse gelatenshe was up in the air about it • ze was er erg opgewonden door————————air21 drogen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉3 bekendmaken ⇒ luchten, ventileren♦voorbeelden:3 air one's grievances/ideas • uiting geven aan zijn klachten/ideeën -
13 blow
n. klap, slag; windvlaag--------v. blazen; opblazen; waaien; fluiten; laten knallen; ontspruitenblow1[ bloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wind(vlaag) ⇒ rukwind; storm, stijve/stevige bries2 slag ⇒ klap, mep3 (tegen)slag ⇒ ramp, schok♦voorbeelden:he struck a blow against/for democracy • hij gaf de democratie een fe knauw/hielp de democratie een stap vooruitat/with a (single)/one blow • in één klap/pogingblow by blow account • gedetailleerd verslagwithout (striking) a blow • zonder slag of stoot, zonder geweld————————blow21 (uit)blazen ⇒ fluiten, weerken; (uit)waaien, dwarrelen, wapperen2 hijgen ⇒ blazen, puffen♦voorbeelden:the bugle blows • de hoorn (weer)ktthe whistle blows • het fluitje gaatblow down • neergeblazen worden, omwaaienthe scandal will blow over • het schandaal zal wel overwaaienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 blazen (op, door) ⇒ aan/af/op/rond/uit/wegblazen; snuiten 〈 neus〉; doen wapperen, doen dwarrelen3 bespelen ⇒ blazen op, spelen op♦voorbeelden:the door was blown open • de deur waaide openit's blowing (up) a gale/storm • het stormt, het gaat stormenblow glass • glasblazenthe wind blew her hair • de wind woei door haar haarthe wind blew the trees down • de wind blies de bomen om(ver)blow off • wegblazen, doen wegwaaien; afblazen, laten ontsnappen 〈 stoom〉blow over • om(ver)blazen, doen omwaaienthe tank was blown to pieces/glory • de tank werd aan stukken gereten3 blow the whistle • op het fluitje blazen, fluiten4 you blew it • je hebt het verknald/verpest6 blow the cost! • wat kunnen mij de kosten schelen!I'll be blowed if I'll do it • ik verdom het, ze kunnen me de pot opblow it • verdoriewell, I'm blowed • wel heb je me nou!, wat zeg je me daar van!¶ blow abroad • ruchtbaar maken, als gerucht verspreiden -
14 dog
n. hond--------v. als een hond achter hem aanlopendog1[ dog]1 hond2 〈 ook attributief〉mannetje van de hond/vos/wolf♦voorbeelden:die like a dog • als een hond creperen3 he is a dirty dog • hij is een echte ellendeling/rotzakgay dog • vrolijke Franshe is a dog in the manger • hij kan de zon niet in het water zien schijnendog eats dog • homo homini lupus, de mens is de mens een wolfgo to the dogs • naar de bliksem gaanII 〈 meervoud〉————————dog2〈werkwoord; dogged〉 -
15 spike
n. aar; punt, spijl; pen; lange nagel; tand (v.e. kam)--------v. (vast)spijkeren; (door)prikken; van punten voorzien; (een scheutje alcohol) toevoegen aan; buiten gevecht stellen, een eind maken aanspike1[ spajk]II 〈 meervoud〉————————spike2〈 werkwoord〉1 (be/vast)spijkeren ⇒ (vast)nagelen2 van spijkers/punten/spikes voorzien4 kwetsen ⇒ doorboren, beschadigen♦voorbeelden: -
16 afloat
adj. drijvend; overstroomd; de ronde doende (gerucht)[ əfloot]1 vlot(tend) ⇒ drijvend, varend♦voorbeelden:1 get a boat afloat • een boot vlot maken/krijgenspend a long time afloat • lange tijd op zee doorbrengen3 keep afloat • het hoofd boven water houden, rondkomenget something afloat • iets van de grond krijgen -
17 grapevine
n. wijngaard; doorgeven van praatjes; wat rondverteld wordtgrapevine3 officieuze/geheime informatieverspreiding ⇒ geruchtenmolen♦voorbeelden: -
18 the rumour was traced back to his aunt
the rumour was traced back to his auntEnglish-Dutch dictionary > the rumour was traced back to his aunt
-
19 there is talk of
there is talk ofer is sprake van (dat), het gerucht gaat dat
См. также в других словарях:
Gerücht — 1. Das erste Gerücht überwindet man nicht. Böhm.: Chceš míti dobrou povĕst ? O první pečuj. (Čelakovský, 105.) Poln.: Chcesz mieć dobrą sławę? o pierwszą się staraj. (Čelakovský, 105.) 2. Das Gerücht geht voraus, ehe man verlässt das Haus. Böhm … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Cornelis van Aerssen (1545–1627) — Cornelis van Aerssen, gemalt von Michiel van Mierevelt (1597?) Cornelis van Aerssen (* 1545 in Antwerpen; † 22. März 1627 in Den Haag) … Deutsch Wikipedia
Piet van Kempen — 1936 Pieter Dingeman „Piet“ van Kempen (* 12. Dezember 1898 in Ooltgensplaat, heute zu Oostflakkee; † 5. Mai 1985 in Brüssel) war ein niederländischer Bahnradsportler. Piet van Kempen war über zwei Jahrzehnte einer der erfolgreichsten… … Deutsch Wikipedia
Milhouse van Houten — Inhaltsverzeichnis 1 Familie Simpson 2 Im Kernkraftwerk 2.1 C. Montgomery Burns 2.2 Waylon Smithers 2.3 Lenford „Lenny“ Leonard 2.4 … Deutsch Wikipedia
Wolf — 1. Alten Wolf reiten Krähen. – Eiselein, 647. 2. Alten Wolf verspotten die Hunde. – Schlechta, 362. 3. Als der Wolf predigte, hatte er Gänse zu Zuhörern. 4. Als der Wolff in der Grube lag, wollt er ein heiliger Mönch werden. – Mathesy, 108a. 5.… … Deutsches Sprichwörter-Lexikon
Ritualmordlegende — Darstellung des angeblichen Ritualmords an Simon von Trient im Jahr 1475, aus der Weltchronik Hartmann Schedels von 1493 Eine Ritualmordlegende (auch: Blutanklage, Blutbeschuldigung, Blutgerücht, englisch blood libel) sagt gesellschaftlich… … Deutsch Wikipedia
Spanien [3] — Spanien (Gesch.). I. Vorgeschichtliche Zeit. Die Pyrenäische Halbinsel war den Griechen lange unbekannt; als man Kunde von dem Lande erhalten hatte, hieß der östliche Theil Iberia, der südöstliche od. südwestliche Theil jenseit der Säulen… … Pierer's Universal-Lexikon
Caspar Hauser — Dieser Artikel erläutert das Findelkind Kaspar Hauser – zum gleichnamigen Pseudonym siehe Kurt Tucholsky, zum Film von Peter Sehr Kaspar Hauser (Film) und zu dem von Werner Herzog Jeder für sich und Gott gegen alle Der junge Kaspar Hauser Kaspar… … Deutsch Wikipedia
Kaspar Hauser — Der junge Kaspar Hauser, getuschte Federzeichnung von Johann Georg Laminit (1775 1848) Kaspar Hauser (* angeblich: 30. April 1812; † 17. Dezember 1833 in Ansbach) wurde in der Biedermeierzeit als „rätselhafter Findling“ bekannt. Hauser tauchte am … Deutsch Wikipedia
Kasper Hauser — Dieser Artikel erläutert das Findelkind Kaspar Hauser – zum gleichnamigen Pseudonym siehe Kurt Tucholsky, zum Film von Peter Sehr Kaspar Hauser (Film) und zu dem von Werner Herzog Jeder für sich und Gott gegen alle Der junge Kaspar Hauser Kaspar… … Deutsch Wikipedia
Margareta Geertruida Zelle — Mata Hari 1906 Mata Hari war der Künstlername der niederländischen Tänzerin Margaretha Geertruida Zelle (* 7. August 1876 in Leeuwarden; † 15. Oktober 1917 in Vincennes). Während ihrer Ehe verwendete sie auch die Namen Marguerite Campbell und… … Deutsch Wikipedia